Fotograferen met je iPhone: de complete gids
Direct aan de slag?
iPhone-fotografie: de basis
Iets wat op alle iPhones hetzelfde werkt, is het openen van de Camera-app. Dat kan op een aantal manieren. Vanaf het vergrendelscherm veeg je over het scherm naar links, of je drukt lang op het camera-icoontje rechtsonder. Je kunt ook het Bedieningspaneel openen (veeg van rechtsboven naar beneden) en vanuit daar op het camera-icoontje tikken. Verder kun je Siri vragen om de Camera-app te openen, en als je een iPhone 15 Pro (Max) hebt, kun je de camera openen met de actieknop (waarover later meer).
Heb je een iPhone met een thuisknop, zoals de iPhone SE? Dan werken sommige dingen nét ietsje anders. Zo heb je op dit model geen camera-icoontje op je vergrendelscherm, maar naar links vegen werkt wel. Ook open je het Bedieningspaneel bij de SE door van onderaan het scherm naar boven te vegen.
Zoomen
Afhankelijk van de iPhone die je hebt, zie je onder in beeld een balkje met bijvoorbeeld ‘0,5’, ‘1’ en ‘2x’ staan. Dat heeft te maken met de mate van inzoomen. Houd je je vinger erop, dan verschijnt er een halve cirkel met daarop alle mogelijke waarden die je kunt instellen. Zo heb je in het geval van een iPhone 15 Plus de keuze van 0,5x tot 10x.
Toch is het aan te raden om zoveel mogelijk de optische zoom te gebruiken; bij diezelfde iPhone 15 Plus is dat 2x. Verder inzoomen is niet optisch, maar digitaal – dat gaat altijd ten koste van de kwaliteit van de foto.
Fotograferen
Heb je de Camera-app geopend, dan kun je direct fotograferen: tik op de plek op het scherm waarop je wilt scherpstellen en sleep het zonnetje dat naast het scherpstelkader verschijnt naar boven of beneden om de belichting aan te passen. Vervolgens maak je daadwerkelijk een foto door op de sluiterknop te tikken, of op een van de volumeknoppen te drukken. Wisselen tussen de foto- en videomodi doe je door op de namen ervan te tikken, boven de sluiterknop.
Compositie
Als je bij het fotograferen wat compositieregels in het achterhoofd houdt, maak je al snel betere foto’s. Je hoeft je daar niet altijd aan te houden, maar het is goed om ze te kennen. Soms is het leuk om er juist van af te wijken! Hier vind je de belangrijkste compositieregels:
De regel van derden
Verdeel het beeld in negen gelijke vlakken met twee horizontale lijnen en twee verticale lijnen. Er ontstaan vier snijpunten, die de plek vormen waar je het onderwerp van je foto plaatst. Een horizon plaats je bijvoorbeeld op 1/3 of 2/3 van de hoogte. Met ‘Instellingen>Camera>Raster’ zet je deze lijnen in je Camera-app.
Leidende lijnen
Deze tip is handig bij het fotograferen van landschappen. Die zitten namelijk vol met lijnen die je kunt gebruiken om de kijker door de foto te leiden. Gebruik natuurlijke lijnen bijvoorbeeld om de blik naar een verdwijnpunt op de horizon te leiden, of juist naar het belangrijkste onderwerp.
Contrasterende achtergrond
Je kunt de Portretmodus gebruiken om de achtergrond onscherp te laten weergeven. Het daadwerkelijke onderwerp valt daardoor beter op. Dit effect kun je nog verder versterken door een contrasterende achtergrond te gebruiken. Denk aan een rode bloem voor een groene struik.
Natuurlijke kaders
Door kaders in je foto te gebruiken, zorg je ervoor dat je onderwerp naar voren komt. Dit effect wordt versterkt wanneer het kader donkerder is dan je onderwerp. Ook zorgt het voor een gevoel van diepte, omdat er een voor- en achtergrond in je foto ontstaat.
Resolutie, bestandsformaten en modi
Wil je een stapje verder, dan maak je optimaal gebruik van de verschillende cameramodi en bepaal je zelf welke resolutie je gebruikt. Zo pak je dat aan.
Megapixels
Bijna alle recente iPhones schieten 12-megapixel foto’s, maar op de iPhone 15-modellen kun je wisselen tussen 12 MP en 24 MP. Dat doe je zo:
- Open de app Instellingen en tik op ‘Camera’.
- Tik op ‘Bestandsstructuren’ en dan op ‘Fotomodus’.
- Kies hier ’12 MP’ of ’24 MP’.
Op de iPhone 14 Pro (Max) en alle modellen van de iPhone 15 is er ook nog een 48 MP-optie. Die schakel je in door ‘Resolutieregelaar’ aan te zetten, of door ‘ProRAW- en resolutieregelaar’ in te schakelen en ‘HEIF Max’ of ‘ProRAW Max’ te kiezen. In de Camera-app kun je vervolgens 48-megapixel kiekjes maken door boven in het scherm op ‘RAW Max’ of ‘HEIF Max’ te tikken.
JPEG en HEIC en ProRAW
De afkorting JPEG staat voor ‘Joint Photographic Experts Group’, genoemd naar de groep mensen die het bestandsformaat begin jaren negentig hebben bedacht. JPEG is populair omdat het relatief kleine bestanden zijn en de beeldkwaliteit daarbij heel redelijk blijft.
Apple heeft inmiddels een nog beter bestandsformaat met HEIC, wat in Instellingen ‘High Efficiency’ wordt genoemd. Net als JPEG comprimeert HEIC een foto, maar doet dat op een slimmere manier. Het gevolg is dat HEIC tot de helft minder ruimte in beslag neemt.
De keerzijde is echter dat mensen zonder Apple-apparaten die bestanden doorgaans niet kunnen openen. Dat kan een reden zijn om toch in JPEG te fotograferen. Je kunt dit op je iPhone aanpassen door in de app Instellingen naar ‘Camera’ te gaan en vervolgens op ‘Structuren’ te tikken. Kies daar voor ‘Meest compatibel’.
ProRAW is in principe hetzelfde als DNG (Digital NeGative) van Adobe, alleen noemt Apple het ProRAW. Fotografeer je in ProRAW, dan wordt alle beeldinformatie opgeslagen. Dat houdt in dat je bij het bewerken meer mogelijkheden hebt in vergelijking met JPEG en HEIC. Ook betekent het dat ProRAW-bestanden veel meer opslagruimte in beslag nemen. Vaak wel tien keer zoveel dan JPEG-bestanden.
Portretmodus
De Portretmodus past een scherptediepte-effect toe, waarmee het hoofdonderwerp van je foto scherp in beeld komt en de achtergrond juist onscherp wordt weergegeven. Deze modus moet je zelf kiezen in de Camera-app. Tenzij je een iPhone 15 hebt: wanneer je daarmee een persoon, hond of kat fotografeert, worden automatisch dieptegegevens vastgelegd, zodat je later alsnog de achtergrond kunt vervagen.
Verder kun je voor elke iPhone een zestal belichtingseffecten gebruiken:
Natuurlijk licht
Het gezicht is scherp in beeld tegen een onscherpe achtergrond.
Studiolicht
Het gezicht wordt mooi uitgelicht en de foto oogt scherp en netjes.
Contourlicht
Het gezicht heeft dramatische schaduwen met lichte en donkere elementen.
Toneellicht
Het gezicht wordt uitgelicht tegen een diepzwarte achtergrond.
Toneellicht mono
Dit effect is vergelijkbaar met toneellicht, maar de foto is in klassiek zwart-wit.
High-key licht mono
Het onderwerp wordt in grijstinten tegen een witte achtergrond weergegeven.
Nachtmodus
De Nachtmodus gebruik je om bij weinig licht helderdere foto’s met meer detail vast te leggen. De duur van de belichting in deze modus wordt automatisch bepaald, maar je kunt experimenteren met de handmatige regelaars. Overigens is het een goed idee om een statief te gebruiken bij de Nachtmodus.
Wanneer er weinig omgevingslicht is, wordt de Nachtmodus automatisch ingeschakeld. Dit zie je aan het icoontje dat in de Camera-app linksboven naast het flitser-icoontje verschijnt. Wil je de Nachtmodus alsnog uitschakelen, dan tik je daarop.
Om de Nachtmodus aan te passen, veeg je midden op het scherm omhoog en tik je op het Nachtmodus-icoontje dat in de rij met opties onderin verschijnt. Sleep de regelaar boven de sluiterknop naar links of rechts om te kiezen tussen de timers ‘Automatisch’ en ‘Max.’.
Met ‘Automatisch’ wordt de tijd automatisch bepaald. Met ‘Max.’ wordt altijd de langste sluitertijd gebruikt. De instelling die je kiest, blijft bewaard voor je volgende foto in de Nachtmodus.
Tik op de sluiterknop en houd de iPhone stil om een foto te maken. Als de iPhone zo tijdens het vastleggen beweging detecteert, verschijnt er een dradenkruis in het beeld. Lijn het dradenkruis uit, zodat je minder beweegt en het beeld beter vastlegt.
Panoramamodus
Met de Panoramamodus maak je eenvoudig prachtige panorama’s van landschappen. Zet de camera in de Panoramamodus en druk op de sluiterknop. Beweeg langzaam in de richting van de pijl die je in beeld ziet. Heb je het einde van je onderwerp bereikt, dan druk je nogmaals op de sluiterknop.
Je kunt de foto later desgewenst nog bijsnijden. Hoe je dat doet, lees je verderop in deze workshop. Extra tip: je kunt ook een verticale panoramafoto maken, bijvoorbeeld van een boom of wolkenkrabber, of tikken op de pijl om de richting te veranderen.
Handige foto-functies
Live Photo
Een Live Photo is een opname van drie seconden, die voor en na het maken van een foto wordt gemaakt en die je achteraf kunt bekijken. Leuk om een herinnering nét wat levendiger te maken.
Wanneer ‘Live Photo’ is ingeschakeld, zie je de cirkelvormige Live Photo-knop rechtsboven in het scherm in de Camera-app. In- of uitschakelen doe je gewoon door erop tikken – staat er een schuine streep doorheen, dan is de functie uitgeschakeld. Live Photo staat standaard ingeschakeld, maar is niet beschikbaar als ‘ProRAW’ of ‘HEIF Max’ al is geactiveerd.
Wanneer je een Live Photo maakt, dan zie je dat terug als je door je foto’s scrolt. Hij beweegt dan namelijk kort. Wil je de hele drie seconden bekijken, houd je vinger dan op het beeld. Je kunt ook één van de frames van de Live Photo kiezen als nieuwe hoofdfoto:
- Open de foto en tik op ‘Wijzig’.
- Tik linksonder op het Live Photo-icoontje (meerdere cirkels op elkaar).
- Kies de gewenste foto en tik op ‘Stel in als hoofdfoto’.
Je kunt een Live Photo ook gebruiken om een foto met lange belichting te creëren. Dat doe je door bij het bekijken van een Live Photo op ‘Live’ te tikken en ‘Lange belichting’ te kiezen.
Die functie werkt het beste als je een Live Photo maakt waarop slechts één onderdeel beweegt – zo breng je beweging in je foto. Denk aan een foto van een waterval waarbij alleen het water is vervaagd door de beweging, of een spoor van autolichten.
Wil je deze functie van Live Photos gebruiken, dan is het extra belangrijk dat je je iPhone tijdens het maken van de foto de hele drie seconden stil houdt. Doe je dat niet, dan worden andere delen in je foto ook onscherp weergegeven.
Gebruik je Live Photos niet, zet dan de functie uit om ruimte te besparen. Zorg in de Camera-app eerst dat er een streep door het icoontje van Live Photos staat. Dan schakel je hem permanent uit:
-
- Open Instellingen en tik op ‘Camera’.
- Tik nu op ‘Bewaar instellingen’ en zorg dat ‘Live Photo’ is geactiveerd om de instelling van Live Photos op te slaan.
Zelfontspanner
De zelfontspanner van je iPhone zit gewoon ingebouwd in de Camera-app en is handig wanneer je bijvoorbeeld een groepsfoto wilt maken waar je zelf ook op staat. Je hebt de keuze uit drie seconden of tien seconden en het instellen is heel eenvoudig. Veeg om te beginnen in de Camera-app midden op het scherm omhoog om de extra opties te tonen, volg daarna deze stappen:
- Tik op het timer-icoontje. Bij sommige toestellen moet je hiervoor eerst de opties naar links verslepen.
- Tik naar keuze op drie of tien seconden en dan op de ontspanknop.
De flits knippert afhankelijk van je keuze drie of tien seconden en maakt dan een foto. Tegen het eind knippert hij sneller. Heb je Live Photos ingeschakeld, dan wordt er bij gebruik van de zelfontspanner ook een Live Photo gemaakt. Heb je die functie uitgeschakeld, dan worden er standaard tien foto’s gemaakt in de Burstmodus (daarover zo meer). Je iPhone kiest dan zelf de beste van de tien foto’s.
Om echt goede foto’s te maken met de zelfontspanner van je iPhone, is het belangrijk dat je een statief gebruikt. Je iPhone moet namelijk zo recht en stil mogelijk worden neergezet, dat lukt vaak niet of nauwelijks zonder statief.
Burstmodus
De Burstmodus is handig als je een bewegend onderwerp wilt vastleggen. Maar ook wanneer je heel snel achter elkaar meerdere foto’s wilt maken, zodat je uit een reeks foto’s de beste kunt kiezen.
Je kunt burstfoto’s maken met de camera aan de achterkant en aan de voorkant. Dat doe je door de sluiterknop van de Camera-app naar links te vegen en je vinger pas weer op te tillen wanneer je klaar bent met fotograferen. Je ziet dan linksboven in de Foto’s-app hoeveel foto’s er gemaakt zijn. Tik vervolgens onderin op ‘Selecteer’ om afzonderlijke foto’s te selecteren.
Het is ook mogelijk om burstfoto’s te maken door op de Volume-omhoogknop te drukken. Ga daarvoor eerst naar ‘Instellingen>Camera’ en zorg ervoor dat de optie ‘Gebruik ‘Volume omhoog’ voor burst’ staat ingeschakeld.
Bewerk en retoucheer foto’s
Heb je mooie foto’s gemaakt, dan kun je ze nog verder perfectioneren door ze te bewerken. Hoewel je dat niet moet overdrijven, zijn er dingen die je prima kunt doen.
Onder basisbewerkingen vallen bijvoorbeeld het rechtzetten van een foto en het bijsnijden ervan. Dit doe je eenvoudig in de app Foto’s. Tik terwijl je een foto bekijkt rechtsboven op ‘Wijzig’ en tik dan beneden op ‘Snij bij’. Door beneden over de horizontale balk met verticale streepjes te vegen, draai je de foto naar links of naar rechts. Zo is het mogelijk om de foto perfect recht te zetten. Vervolgens snijd je de foto eventueel nog bij door de hoeken of randen van de foto naar de gewenste plek te slepen. Ben je tevreden met het resultaat, dan tik je bovenin op ‘Gereed’.
Retoucheren
Kleine vlekken en oneffenheden wil je natuurlijk graag van je foto’s verwijderen. In de Foto’s-app op je Mac zit daar een functie voor ingebouwd, maar in de Foto’s-app op je iPhone ontbreekt die. Ga daarom als volgt te werk:
Downloaden en installeren
Download de app Snapseed uit de App Store. Open vervolgens de foto die je wilt bewerken in de app.
Egaliseren
Heb je de foto geopend, dan tik je beneden op ‘Tools’ en kies je in het menu dat verschijnt voor de optie ‘Egaliseren’.
Vlekje verwijderen
Tik nu op het vlekje dat je wilt weghalen. Als het vlekje niet te groot is, lukt dit waarschijnlijk in één keer.
Portretfoto’s bewerken
Heb je een portretfoto gemaakt, dan kun je achteraf nog de belichtingseffecten, scherptediepte en het scherpstelpunt wijzigen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om niet het hoofdonderwerp scherp af te beelden, maar juist de achtergrond. Of misschien wil je toch dat zowel het hoofdonderwerp als de achtergrond scherp worden weergegeven. Tik gewoon op ‘Wijzig’ en pas de f-waarde aan, net zoals bij een nieuwe portretfoto.
Nog meer praktische tips
Om je nog wat verder op gang te helpen, volgen hier nog een aantal handige tips & trucs die je direct in de praktijk kunt uitproberen!
HEIC-foto’s omzetten naar JPEG
Je kunt de foto’s op je iPhone direct omzetten naar JPEG-formaat, maar dan moet je ze wel eerst opslaan in Bestanden. Dat doe je door op het icoontje voor delen te tikken (vierkantje met een pijl omhoog) en te kiezen voor ‘Bewaar in Bestanden’. Het omzetten zelf gaat dan als volgt:
- Druk lang op het betreffende bestand in de app Bestanden.
- Kies in het snelmenu voor ‘Snelle taken’.
- Tik op ‘Converteer afbeelding’.
Geef vervolgens het gewenste bestandsformaat en de gewenste grootte op. De foto wordt daarna opgeslagen als een JPEG.
Gebruik de waterpas
Hoewel je de horizon op een foto achteraf weer kunt rechtzetten, is het altijd beter om direct recht te fotograferen. Dat lukt beter als je de waterpas gebruikt. Die moet je eerst activeren in Instellingen: in deze app vind je de optie bij ‘Camera>Waterpas’.
Wanneer je nu een foto maakt, verschijnt de waterpas automatisch in beeld in de vorm van een horizontaal lijntje. Houd je je iPhone perfect recht, dan kleurt het lijntje geel en kun je direct een foto maken.
Gebruik je Apple Watch als afstandsbediening
Heb je een Apple Watch, dan kun je die gebruiken als afstandsbediening voor de camera van je iPhone. Open gewoon de Camera-app op je Apple Watch en zet je iPhone klaar voor de opname (je Apple Watch werkt nu als zoeker). Om in of uit te zoomen, draai je aan de Digital Crown. Om de foto te maken, tik je op de sluiterknop op je Apple Watch. De foto wordt opgeslagen op je iPhone, maar je kunt hem ook bekijken op je Apple Watch.
Activeer de camera met de actieknop
De actieknop op de iPhone 15 Pro (Max) staat standaard zo ingesteld dat je er de beltoon mee aan- en uitzet. Maar je kunt de actieknop ook gebruiken om de camera te activeren voor een selfie. Daarvoor moet je de actieknop eenmalig instellen. Dit doe je op de volgende manier:
- Open de app Instellingen.
- Tik op ‘Actieknop’.
- Veeg naar de optie ‘Camera’.
Vervolgens kun je ook nog kiezen welke modus wordt geactiveerd: foto, selfie, video, portret of portretselfie. Wanneer je de gewenste functie hebt geselecteerd, is hij meteen actief. Wil je toch weer een andere functie voor de actieknop, dan verander je het gewoon weer op dezelfde manier.